Inleiding
Op 2 november jl. heeft de Staatssecretaris van Financiën het Besluit “beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen” van 22 maart 2019 geactualiseerd.
Dit besluit licht nader toe wanneer sprake is van “bijzonder overheidstoezicht”. Dit is één van de voorwaarden voor het toepassen van de btw-vrijstelling voor het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens.
Met het geactualiseerde Besluit verruimt de Staatssecretaris het vereiste van bijzonder overheidstoezicht.
Achtergrond
In artikel 11, eerste lid, onderdeel i, 3°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 is een vrijstelling opgenomen voor het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens.
Volgens het Besluit is sprake van een dergelijk fonds als het fonds cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet:
- het fonds is gefinancierd door meer dan één deelnemer;
- de inleg wordt gezamenlijk belegd via risicospreiding;
- het risico wordt gedragen door de deelnemers;
- Iedere belegger heeft een evenredig belang bij de beleggingen, maar bezit niet de beleggingen zelf; en
- het fonds is onderworpen aan bijzonder overheidstoezicht.
Aanvullende voorwaarde
Wij merken op dat het geactualiseerde Besluit in tegenstelling tot het oorspronkelijke Besluit een aanvullende voorwaarde bevat. Dit betreft de vierde voorwaarde waarin wordt vermeld dat iedere belegger een evenredig belang moet hebben bij de beleggingen.
Wij menen dat het Besluit zodanig gelezen moet worden dat dit geen (beperkende) extra voorwaarde is, omdat een dergelijke voorwaarde niet naar voren komt in Europese rechtspraak. Met de voorwaarde wordt in onze visie duidelijk gemaakt dat het vermogen van een fonds op andere wijze bijeengebracht kan worden dan via het uitgeven van bijvoorbeeld aandelen.
Verruiming begrip bijzonder overheidstoezicht
Het Besluit licht toe welke instellingen en fondsen zijn onderworpen aan bijzonder overheidstoezicht. Deze toelichting is nu verruimt met een tweetal categorieën, namelijk:
- De situatie dat de beheerder van het fonds onder toezicht staat van de AFM waarbij dit toezicht betrekking kan hebben op een vergunning voor collectief of individueel vermogensbeheer. Expliciet wordt hierbij opgemerkt dat een vergunning in de zin van artikel 2:96 Wft voldoende is.
- Ook is nu bevestigd dat gemeenschappelijke beleggingsfondsen die beheerd worden door banken middels hun vergunningplicht op grond van de Wft onder bijzonder overheidstoezicht staan.
Toepassing btw-vrijstelling
Aanvullend is in het besluit nu expliciet genoemd dat voor toepassing van de vrijstelling geldt dat naast bijzonder overheidstoezicht sprake moet zijn van een gemeenschappelijk beleggingsfonds dat voldoet aan hiervoor genoemde voorwaarden één tot en met vier en dat sprake is van beheer in de zin van de vrijstelling.
Conclusie
Ondanks deze verdere verduidelijking over welke instellingen en fondsen onder bijzonder overheidstoezicht vallen is het nog steeds erg afhankelijk van de specifieke situatie of gebruik kan worden gemaakt van deze specifieke btw-vrijstelling.
Wij adviseren dan ook om de exacte gevolgen per situatie te inventariseren.
HVK Stevens ondersteunt u daar uiteraard graag bij. Indien u hierover vragen heeft neem dan gerust contact met ons op via de onderstaande gegevens.