Zonnepanelen op dak wel of geen bestanddeel van gebouw?
In een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem is geoordeeld dat – in het in de casus geschetste geval – zonnepanelen geen bestanddeel zijn van het gebouw waar zij op zijn geplaatst.
Het betrof een vennootschap met een erfpacht op grond alsmede een opstalrecht op het zich daarop bevindende gebouw. Ter uitvoering van verscheidende overeenkomsten zijn ongeveer 400 zonnepanelen geplaatst op het dak van het gebouw. Het gaat om zonnepanelen die in een op het dak gemonteerd frame zijn geklikt. Het hof oordeelde dat in dit geval geen sprake is van een bestanddeel. De zonnepanelen zijn zonder schade van het dak te verwijderen én dienden niet ten dienste van het gebouw waar zij op lagen, maar voor het opwekken van stroom voor de markt. De eigenaar van het gebouw probeerde ook nog via de weg van artikel 5:20 lid 1 sub e Burgerlijk Wetboek (natrekking) in samenhang met artikel 3:3 Burgerlijk Wetboek (indirecte vereniging) te beargumenteren dat de zonnepanelen zijn eigendom waren geworden, maar daar gaat het hof niet in mee. De eigenaar van het gebouw is immers geen eigenaar van de ondergrond door het opstalrecht dat op de grond is gevestigd, hetgeen de natrekking doorbreekt. (Hof Arnhem-Leeuwarden 5 maart 2024, nr 200.314.062/01 (ECLI:NL:GHARL:2024:1599))
Koop speculatiegrond nietig
Een koper heeft een perceel landbouwgrond gekocht. Hij wil na het tekenen toch afzien van de koop, omdat hij vindt dat de verkoper zich schuldig maakt aan oneerlijke handelspraktijken, door te stellen dat het om bouwgrond gaat in plaats van landbouwgrond. Ook zegt de koper dat de koopovereenkomst nietig is, omdat niet duidelijk is om welk stuk grond het precies gaat.
De kantonrechter is het met de koper eens dat uit de koopovereenkomst niet duidelijk volgt welk stuk grond is gekocht. Er staat namelijk geen kadastraal nummer van het perceel vermeld in de koopovereenkomst (wel de kadastrale gemeente en sectie). De koopovereenkomst is daarom nietig vanwege de onbepaalbaarheid (artikel 6:227 Burgerlijk Wetboek). Dat duidelijk is over welk stuk grond het precies gaat is voor de koper belangrijk, omdat door een gedeelte van deze grond twee buisleidingen lopen die bedoeld zijn voor het transport van gevaarlijke stoffen. Voor het stuk grond waar die buisleidingen lopen zal nooit een bouwvergunning verleend worden, terwijl het stuk grond is gekocht met de bedoeling dat daar in de toekomst op gebouwd kan worden. (Rb. Rotterdam 2 februari 2024, nr 10745435 (ECLI:NL:RBROT:2024:980))
Exploitatie van parkeergarages valt onder doeleis artikel 4 Wet op Belastingen van rechtsverkeer
Een koper heeft alle aandelen in een BV verkregen. De BV is eigenaar van meerdere parkeergarages. De inspecteur is van mening dat overdrachtsbelasting is verschuldigd, omdat de BV volgens hem voldoet aan de doeleis van artikel 4 WBR.
Er wordt blijkens jurisprudentie niet voldaan aan de doeleis als de terbeschikkingstelling van (delen van) onroerende zaken ondergeschikt is in het geheel van prestaties dat aan afnemers wordt verricht. Het is in dit geschil de vraag of sprake is van ondergeschikte terbeschikkingstelling aan de parkerende klanten van de parkeergarage. De koper van de BV beargumenteert dat het terbeschikking stellen tijdelijk is, van korte duur en dat er geen sprake is van vaste parkeerplaatsen. De rechtbank is het daarmee niet eens; het terbeschikking stellen van de parkeergarage aan parkeerders is juist de kern van de prestatie. Door het gebruik en genot van een parkeerplaats in de parkeergarage tijdelijk af te staan verdient de BV geld aan de onroerende zaken. Derhalve is aan de doeleis voldaan.
(Rb. Zeeland-West-Brabant 3 januari 2024, nr BRE 23/971 (ECLI:NL:RBZWB:2024:69))