Wij hebben u eerder geïnformeerd over uitgelekte plannen van het kabinet om de huidige forfaitaire box 3 systematiek per 2027 te vervangen door een combinatie van een vermogensaanwas- (hierna ook: “VAB”) en een vermogenswinstbelasting (hierna ook: “VWB”). Op vrijdag 8 september 2023 heeft het kabinet in dit kader de Wet werkelijk rendement box 3 (hierna ook: “Wetsvoorstel”) ter internetconsultatie neergelegd. Hieronder een samenvatting. Deze wet gaat gevolgen hebben voor uw financiële positie en planning. Wanneer u daarover vragen en/of opmerkingen hebt, aarzelt u niet om contact met uw adviseur bij HVK Stevens of een van de hieronder vermelde personen op te nemen.
1. Waarom deze verandering?
Al enige jaren is er een brede maatschappelijke wens, die ook door het demissionaire kabinet wordt gedeeld, om het huidige forfaitaire stelsel van box 3 te herzien. Deze wens vindt in belangrijke mate zijn oorzaak in dat veel belastingplichtigen veel minder rendement op hun beleggingen en spaartegoeden hebben behaald, dan waarvoor ze zijn aangeslagen.
In vervolg op het zogenaamde Kerstarrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 lopen er momenteel bovendien veel procedures over de Wet rechtsherstel box 3. De vraag is of de Hoge Raad het Wetsvoorstel in zijn oordeel gaat meenemen.
De in het Wetsvoorstel neergelegde voorgestelde aanpassingen dienen als bouwstenen voor het volgende kabinet. Hoewel het demissionaire kabinet zelf het nieuwe stelsel niet kan invoeren, is de consultatie van start gegaan om verdere vertraging te voorkomen en een implementatie per 1 januari 2027 mogelijk te maken. Iedereen kan tot 20 oktober 2023 reageren via www.internetconsultatie.nl.
2. Het Wetsvoorstel
2.1. In de kern een vermogensaanwasbelasting
In de kern komt het Wetsvoorstel erop neer dat over het daadwerkelijke inkomen uit vermogen belasting geheven gaat worden, in plaats van over een forfaitair bepaald inkomen. Het daadwerkelijke inkomen omvat daarbij zowel het directe rendement zoals rente, huur en dividend, als het indirecte rendement, zoals de waardeontwikkeling van deze vermogensbestanddelen. Op de bepaling van het daadwerkelijke inkomen, worden de regels van goed koopmansgebruik (hierna ook: “GKG“) van toepassing verklaard. Als hoofdregel zal dat gedaan worden door middel van een vermogensaanwasbelasting. In afwijking van de regels van goed koopmansgebruik is daarbij bepaald dat de vermogensbestanddelen aan het begin en einde van een kalenderjaar moeten worden gewaardeerd naar de op dat moment geldende waarde in het economische verkeer (hierna “WEV“).
Voor de volledigheid; over de ongerealiseerde waardeontwikkeling van crypto’s zal in het nieuwe stelsel derhalve direct belasting worden geheven.
2.2. Voor onroerende zaken, aandelen in en winstbewijzen in familieondernemingen en startups een uitzondering; een vermogenswinstbelasting
Voor enkele specifiek benoemde minder liquide vermogensbestanddelen geldt een uitzondering. De inkomsten daaruit zullen door middel van een vermogenswinstbelasting in de heffing worden betrokken, waarbij de inkomsten wederom volgens de regels van GKG moeten worden vastgesteld. In het Wetsvoorstel geldt deze uitzondering voor onroerende zaken en aandelen in en winstbewijzen van een familie- of startende onderneming (start-ups). De waardeontwikkeling van deze vermogensbestanddelen zal pas worden belast bij realisatie (verkoop).
Voor één woning in eigen gebruik (niet zijnde de eigen woning, die in box 1 in de belastingheffing wordt betrokken) wordt voorgesteld om de directe inkomsten te bepalen op basis van een forfait van x procent van de WOZ-waarde (aldus de concept Memorie van Toelichting (“MvT“) bij het Wetsvoorstel, in het Wetsvoorstel staat dat het forfait wordt berekend over de WEV aan het begin van het kalenderjaar).
Wat onder een familie- of startende onderneming moet worden verstaan, zal volgens het Wetsvoorstel nader worden uitgewerkt in een ministeriële regeling.
Voor de definitie van een familiebedrijf kijkt het kabinet daarbij vooralsnog naar de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna ook: “CBS“) gehanteerde definitie, die bepaalt dat een familiebedrijf een bedrijf is waarbij de meerderheid van de zeggenschap bij één familie ligt, waarbij er ook ten minste één familielid is die onderdeel uitmaakt van het bestuur. Op basis van de MvT lijkt het erop dat alleen voor familieleden gaat gelden dat de aandelen in het familiebedrijf in de heffing worden betrokken op grond van de vermogenswinstbelasting. Voor het externe management van een familiebedrijf, dat daarin aandelen houdt, lijkt de uitzondering vooralsnog niet te gaan gelden.
In de MvT is nog niet nader uitgewerkt hoe het kabinet denkt startende ondernemingen te gaan definiëren. Wij vinden het wel opvallend dat in de MvT wordt aangegeven dat de doelgroep bestaat uit “burgers, die kapitaal investeren in startende, innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups).” Indien hierop wordt voortgeborduurd, wordt met name van belang wanneer een onderneming voldoende innovatief is om gebruik te kunnen maken van de uitzondering. Wordt van belang dat (a) aan de startup/scale-up S&O-verklaringen zijn afgegeven, als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en/of (b) dat de onderneming beschikt over een octrooi?
Wat eerste kritiek op het Wetsvoorstel; de definitie van “startende onderneming” is te beperkt!
Zoals het nu in het Wetsvoorstel is opgenomen, menen wij dat de categorie ondernemingen, waarvan de aandelen bij de houders daarvan in de heffing worden betrokken op grond van de vermogenswinstbelasting, te beperkt is. Vanwege de afwezigheid van liquiditeit is het voor startups en scale-ups belangrijk om hun medewerkers (certificaten van) aandelen te kunnen toekennen. Dit geldt niet alleen voor de ‘innovatieve’ ondernemingen, waar iedereen direct aan denkt, maar ook voor veel andere startups en scale-ups. Veel van de FD Gazellen zullen door menigeen bijvoorbeeld niet direct als innovatief bestempeld worden.
2.3. Vervanging van het heffingsvrij vermogen voor een heffingsvrij inkomen
De principiële keuze van het kabinet om het daadwerkelijke rendement in de belastingheffing te gaan betrekken, betekent ook dat het geen zin meer heeft om in box 3 met een heffingsvrij vermogen te werken. In plaats daarvan wordt een heffingsvrij inkomen opgenomen. In het Wetsvoorstel en de MvT is nog niet aangegeven hoe hoog het heffingsvrij inkomen zou moeten zijn. Voor de bepaling van de budgettaire gevolgen van het Wetsvoorstel worden wel enkele varianten doorgerekend, waarbij telkens wordt uitgegaan van een heffingsvrij inkomen van EUR 1.000.
3. Wat nu?
De uitkomsten van de internetconsultatie zullen worden aangeboden aan de (nieuwe) Tweede Kamer en het nieuwe kabinet. Deze uitkomsten kunnen vervolgens de basis vormen voor de verdere uitwerking van het nieuwe stelsel. De samenstelling van het nieuwe kabinet zal daarbij ongetwijfeld van belang zijn. Op basis van de partijprogramma’s bij de vorige verkiezingen in maart 2021 valt, afhankelijk van de verkiezingsuitslag, niet uit te sluiten dat in aanvulling op de vermogensaanwas- en vermogenswinstbelasting een vermogensbelasting voorgesteld gaat worden.
Bij investeringsplannen is van belang om deze ontwikkelingen, hoe pril ook, mee te nemen. In het licht van alle onzekerheid over hoe het fiscale stelsel er uit gaat zien, menen wij dat het belangrijk is om uw structuur zo in te richten dat deze maximaal flexibel is om op al deze ontwikkelingen in te kunnen spelen. Indien u daarover, deze plannen of anderszins vragen en/of opmerkingen heeft, aarzelt u, zoals hierboven ook al aangegeven, niet om contact met uw adviseur bij HVK Stevens op te nemen of met een van de hieronder vermelde personen.