In september vorig jaar informeerden wij u dat een wetsvoorstel voor de aanpassing van de box 3-systematiek, de Wet werkelijk rendement box 3 (hierna ook: het “Wetsvoorstel”), ter internetconsultatie is neergelegd. Naar aanleiding van de reacties op deze internetconsultatie zijn inhoudelijke wijzigingen aangebracht op het voorstel. Naar voren kwam, onder andere, dat het voorgestelde stelsel in het algemeen als erg complex wordt ervaren, mede door de verschillende uitzonderingen.
In deze nieuwsbrief gaan wij kort in op het eerder neergelegde Wetsvoorstel en zullen wij op hoofdlijnen de inhoudelijke wijzigingen toelichten. Tot slot hebben wij de forfaitaire rendementspercentages voor 2023, 2024 en 2025 opgenomen.
Wanneer u vragen en/of opmerkingen hebt naar aanleiding van de ontwikkelingen, aarzelt u niet om contact op te nemen met uw adviseur bij HVK Stevens of een van de hieronder vermelde personen.
Het wetsvoorstel in vogelvlucht
Het kabinet overweegt het forfaitaire box 3-stelsel per 2027 te vervangen door een heffing op basis van het werkelijke rendement. Het Wetsvoorstel beoogt dit te bereiken door een combinatie van een vermogensaanwas- en een vermogenswinstbelasting. Het belasten van het werkelijk rendement wordt als rechtvaardiger ervaren dan het huidige forfaitaire stelsel.
Als hoofdregel zal sprake zijn van een vermogensaanwasbelasting. Hierbij wordt naast het directe rendement (zoals rente, huur en dividend, na aftrek van kosten) jaarlijks ook de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeontwikkeling van het vermogen in de heffing betrokken (bijvoorbeeld de waardestijging van aandelen). Als dit leidt tot een verlies, dan zijn de verliezen te verrekenen met box 3-inkomen in toekomstige jaren.
Een uitzondering op de vermogensaanwasbelasting geldt voor onroerende zaken en aandelen in een familiebedrijf of startende onderneming. Deze vermogensbestanddelen worden belast via een vermogenswinstbelasting. Hierbij wordt kort gezegd de vermogenswinst of het -verlies pas bij vervreemding belast.
Wijzigingen n.a.v. de internetconsultatie
Naar aanleiding van de opmerkingen tijdens de internetconsultatie zijn de volgende vijf inhoudelijke wijzigingen voorgesteld door het kabinet:
- Vervallen van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen
Onder de ‘eerste woning sparen en beleggen’, niet te verwarren met de eigen woning van box 1, wordt verstaan een woning die bestemd is voor hoofdzakelijk (70%) eigen gebruik maar waarin de belastingplichtige niet duurzaam woont. Bijvoorbeeld een vakantiewoning.
In het voorstel werd een afzonderlijk forfait gehanteerd voor de eerste woning sparen en beleggen. Deze uitzondering komt te vervallen. Op basis van het nieuwe voorstel worden alle onroerende zaken in box 3 in de heffing betrokken op basis van de vermogenswinstbelasting. Naast de eenvoud is een van de genoemde redenen vóór afschaffing dat het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen een onwenselijke prikkel kan zijn tot leegstand.
- Afschaffing van de achterwaartse verliesverrekening
In het geconsulteerde voorstel was er een optie voor achterwaartse verliesverrekening. Deze optie van carry-back is geschrapt. Dit onder meer om de negatieve budgettaire consequenties ten gevolge van het afschaffen het forfait, genoemd in onderdeel 1 hiervoor, op te vangen. Voor degene die in een jaar een beleggingswinst behalen, dat in een jaar later verdampt, kan dit nadelig uitpakken.
- Herstel van omissie beginwaarde
Onroerende zaken en aandelen in een familie- of startende onderneming worden via de vermogenswinstbelasting bij winstrealisatie in de heffing betrokken. Er ontbrak een bepaling met betrekking tot de beginwaarde bij aanvang van bezittingen. Deze omissie is hersteld door de beginwaarde te stellen op de waarde in het economische verkeer aan het begin van 2027. Zo wordt voorkomen dat vermogenswinsten of -verliezen van vóór 2027 onbedoeld in de heffing worden betrokken. Dit lag natuurlijk voor de hand, maar is nu ook expliciet bepaald.
- Wijziging in de betrekking van genotsrechten
De behandeling van genotsrechten (zoals vruchtgebruik, recht van erfpacht of recht van opstal) is gewijzigd om oneigenlijk gebruik te voorkomen. In lijn met de suggestie uit de literatuur is de eerder voorgestelde behandeling (een nihilwaardering in combinatie met het in één keer belasten dan wel in aftrek brengen van de koopsom) vervangen door een lineaire afbouw van de waarde van het genotsrecht.
- Invoering van belasting op valutaresultaten van banktegoeden in vreemde valuta
Doorgaans zal het rendement op banktegoeden alleen bestaan uit de ontvangen rente minus kosten. Van vermogensaanwas is geen sprake bij banktegoeden die in euro’s worden aangehouden. Bij banktegoeden in een andere valuta dan de euro kan wel sprake zijn van vermogensaanwas in de vorm van valutaresultaten. In tegenstelling tot het geconsulteerde voorstel is besloten om de valutaresultaten van banktegoeden in vreemde valuta wel in de heffing te betrekken. Dit is besloten om afbakeningsvraagstukken en complexiteit te voorkomen, ondanks dat dit tot een grotere administratieve last voor belastingplichtigen met buitenlandse bankrekeningen in vreemde valuta zal leiden.
Samenvattend overzicht heffing per vermogensbestanddeel (inclusief wijzigingen)
Categorie | Direct rendement | Indirect rendement |
Bank- en spaartegoeden
(beperkte vermogensaanwasbelasting) |
Werkelijke inkomsten (rente minus kosten) | Valutaresultaten ingeval van vreemde valuta |
Aandelen, obligaties winstbewijzen, opties, cryptobeleggingen
(vermogensaanwasbelasting) |
Werkelijke inkomsten (dividendrente minus kosten) | Waardeontwikkeling in de vorm van koerswinst of koersverlies minus kosten |
Aandelen in start-ups, familiebedrijven
(vermogenswinstbelasting) |
Werkelijke inkomsten (dividend/rente minus kosten) | Waardeontwikkeling bij realisatie |
Onroerende zaken
(vermogenswinstbelasting) |
Werkelijke inkomsten (huur/pacht minus kosten) of forfait voor eigen gebruik (minus kosten). Het belastbare voordeel uit het eigen gebruik van een onroerende zaak wordt berekend aan de hand van een forfait. | Waardeontwikkeling bij realisatie |
Vorderingen en schulden
(vermogensaanwasbelasting) |
Werkelijke inkomsten (rente minus kosten). Betaalde rente over schulden is negatief inkomen. | Afwaardering (bij de schuldeiser) of vrijvalwinst (bij de schuldenaar) bij kwijtschelding van de vordering. |
Huidig box 3 systeem | Forfaitaire rendementspercentage 2023 – 2025
Voor de jaren 2023, 2024 en 2025 zijn de forfaitaire rendementspercentages voor het huidige box 3-systeem vastgesteld. De forfaitaire rendementen zijn gebaseerd op het gemiddelde maandelijkse rentepercentage op deposito’s en de gemiddelde maandelijkse rente over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken. De definitieve percentages voor banktegoeden, overige bezittingen en schulden voor 2023 zijn als volgt:
- Banktegoeden: 0,92%
- Overige bezittingen: 6,17%
- Schulden: 2,46%
Voor 2024 zijn de percentages voor overige bezittingen vastgesteld op 6,04% en in 2025 op 5,88%. De overige percentages worden pas na afloop van het kalenderjaar bekendgemaakt.
Afsluitend
Hoewel het erop lijkt dat het nieuwe box-3 stelsel steeds meer vorm krijgt, is er nog een lange weg te gaan. Om de beoogde datum van inwerkingtreding te halen zal het voorstel uiterlijk in de zomer van 2024 aanhangig moeten worden gemaakt bij de Tweede Kamer. Stilstand op het dossier box 3 betekent dat de mogelijkheid van invoering per 2027 uit het zicht raakt, aldus staatssecretaris Van Rij.
Bij de samenstelling van het nieuwe kabinet zal duidelijk worden of de voorgenomen plannen doorgang vinden. Het is onverminderd belangrijk om uw structuur flexibel in te richten om op eventuele koerswijzigingen te kunnen anticiperen.