Het kabinet heeft recent bekendgemaakt dat de bedrijfsopvolgingsregeling ingeperkt wordt. Daarnaast heeft het geluisterd naar geluiden dat de huidige box 3 regeling nog altijd te ruw is. In dat kader worden enige versoepelingen gesuggereerd. In deze nieuwsbrief gaan we hier op in.
1. Versoberingen fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen
De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten zijn een aantal fiscale faciliteiten die de fiscale belemmeringen bij bedrijfsopvolgingen krachtens schenking of erfopvolging wegnemen. De faciliteiten betreffen de doorschuifregeling van de aanmerkelijk belang claim in de inkomstenbelasting (“DSR“) en de vrijstellingen voor de erf- en schenkbelasting (“BOR“). Aan de faciliteiten zijn voorwaarden verbonden.
In de Voorjaarsnota 2023 zijn al een aantal voorgenomen maatregelen genoemd waarbij de faciliteiten worden versoberd, met als doel enkel reële bedrijfsopvolging te faciliteren en misbruik te voorkomen. Ook worden er enkele versoepelingen voorgesteld om de uitvoerbaarheid van de regeling te verbeteren en een aantal knelpunten voor de ondernemers weg te nemen. Omdat een bedrijfsopvolging vaak veel tijd kost, kan het van belang zijn op korte termijn actie te ondernemen. Dan kunt u nog gebruik maken van de huidige, relatief gunstigere regeling. De genoemde maatregelen betreffen:
1. Verlagen vrijstellingspercentage van 83% naar 70%
De vrijstelling in de BOR wordt vanaf 2025 100% van de goingconcern-waarde van de onderneming tot EUR 1,5 miljoen (nu EUR 1,2 miljoen) en 70% (nu 83%) over het meerdere aan ondernemingsvermogen.
2. Afschaffen van de 5% doelmatigheidsmarge
De doelmatigheidsmarge houdt in dat bij BV’s beleggings-vermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen en de DSR en BOR over een stuk beleggingsvermogen kan worden toegepast. Er wordt voorgesteld deze 5% doelmatigheidsmarge per 2025 af te schaffen.
3. Strengere eisen aan keuzevermogen bij IB-ondernemingen
Bedrijfsmiddelen die gemengd worden gebruikt (zowel zakelijk als privé) kunnen vanaf 2025 slechts kwalificeren voor de DRS en BOR voor zover ze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt.
4. DSR en BOR beperken tot reguliere aandelen en 5% belang
Deze maatregel houdt in dat de toegang tot de DSR en BOR per 2025 wordt beperkt tot reguliere aandelen met een belang van minimaal 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigdheid en de liquidatieopbrengst. De faciliteiten blijven gelden voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven en de verwateringsregeling blijft bestaan. Voor alle andersoortige aandelen zal de regeling vervallen.
5. Afschaffen dienstbetrekkingseis DSR
Met de dienstbetrekkingseis wordt ernaar gestreefd om de DSR alleen van toepassing te laten zijn als de verkrijger betrokken is bij de onderneming. Het kabinet geeft aan dat de voorwaarde van de dienstbetrekkingseis echter geen effectieve manier is om dit doel te bereiken en stelt voor deze per 2025 af te schaffen.
6. Versoepelingen bezits- en voortzettingseis in de BOR
Het kabinet geeft aan dat de bezitseis en voortzettingseis bij de BOR in bepaalde situaties op gespannen voet staan met de bedrijfseconomische dynamiek, zoals wijziging in de activiteiten of herstructureringen. Daarom worden er versoepelingen aangekondigd om een aantal van deze knelpunten weg te nemen, het is echter nu nog onduidelijk welke dit zullen zijn.
7. Aanpak constructies BOR
Er vindt volgens het kabinet oneigenlijk gebruik plaats van de BOR. Het kabinet geeft aan te onderzoeken welke maatregelen kunnen worden genomen om constructies te kunnen aanpakken, bijvoorbeeld een langere bezits- of voortzettingstermijn vanaf hoge leeftijd en een antimisbruikbepaling.
8. Verhuurd vastgoed standaard beleggingsvermogen
Eerder is reeds aangekondigd dat verhuurd vastgoed standaard wordt aangemerkt als beleggingsvermogen en dus niet in aanmerking komt voor de DSR en BOR. Deze maatregel zal in beginsel per 1 januari 2024 in werking treden.
2. Voorgenomen maatregelen Box 3
In de Voorjaarsnota 2023 zijn een aantal opties genoemd tot het verfijnen van de Overbruggingswet box 3 om de heffing beter te laten aansluiten bij het daadwerkelijk rendement. Separaat heeft de Staatssecretaris van Financiën op 26 april 2023 de Tweede Kamer ingelicht over de verfijning van de Overbruggingswet box 3 en opties voor het belasten van onroerend goed. Zoals in maart al bekend werd, is de introductie van het box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 1 januari 2026 niet haalbaar en zal het niet eerder dan per 2027 in werking kunnen treden. Zie onze eerdere nieuwsbrief voor een uitleg over de huidige Overbruggingswet box 3. De genoemde box verfijningen betreffen:
1. Defiscalisering bepaalde onderlinge vorderingen en schulden
Momenteel vallen vorderingen in box 3 in de categorie overige bezittingen. In 2023 hebben deze vorderingen een forfaitair rendement van 6,17%. Voor schulden geldt een lager forfait van 2,46% in 2023. Er wordt voorgesteld vorderingen en schulden tussen fiscaal partners en tussen ouder en minderjarige kinderen met ingang van 1 januari 2023 te defiscaliseren. Deze vorderingen en schulden hoeven niet meer in de belastingaangifte te worden vermeld.
2. Gelijktrekken forfait voor (bepaalde) vorderingen en schulden
Ook in geval van spiegelbeeldige vordering/schuld-verhoudingen, zoals bijvoorbeeld bij ouders en meerderjarige kinderen wordt het als onevenwichtig ervaren dat voor de vordering een hoger forfaitair rendement geldt dan voor de corresponderende schuld. Vorderingen zouden dan hetzelfde forfaitaire rendementspercentage kunnen krijgen als schulden. Er wordt nog een uitvoeringstoets gedaan om te bepalen of en per wanneer de maatregel in werking kan treden.
3. Uitsplitsen van de categorie ‘overige bezittingen’ in de volgende categorieën:
1) Effecten, 2) onroerende zaken, 3) kapitaalverzekeringen, 4) periodieke uitkeringen, 5) belastbaar netto pensioen en belastbare netto lijfrentes en 6) overige bezittingen. Verwachting is dat dit per 1 januari 2024 zal worden ingevoerd.
4. Aandeel vermogen VvE en derdenrekening notaris onder banktegoeden
Aandeel in het vermogen van een VvE en derdenrekening notaris worden per 1 januari 2023 aangemerkt als ‘banktegoeden’ en niet langer als ‘overige bezittingen’ in box 3.
5. Overige box 3 maatregelen
5.1. Opties voor het belasten van onroerend goed
Door het kabinet wordt onderzocht hoe onroerend goed in een stelsel op basis van werkelijk rendement het beste kan worden belast. Hier worden verschillende varianten onderzocht waaronder het belaste van werkelijke huurinkomsten, het belasten van de forfaitaire waardeontwikkeling met onderscheid tussen woningen en niet-woningen en het belasten van eigen gebruik van onroerend goed in box 3 (bijv. een vakantiewoning). Ook wordt er een variant onderzocht waarbij het onroerend goed als resultaat uit overige werkzaamheden (“ROW”) kan worden belast. Onroerende zaken worden bij deze variant verplaats van box 3 naar box 1, ongeacht of deze zijn verhuurd of niet verhuurd.
5.2. Opmerkelijke constructie beperken box 3 – mogelijk verdere aanscherpingen lenen eigen vennootschap
Daarnaast worden in de voorjaarsnota een aantal opmerkelijke “belastingconstructies” opgesomd, waaronder de ontwijking van box 3 via een agiostorting van bezittingen in de BV gevolgd door het terugkopen tegen schuldigerkenning van deze bezittingen. In de voorjaarsnota is aangegeven dat momenteel wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om deze constructie te bestrijden. Als optie werd hiervoor het verder ontmoedigen van het lenen van de eigen vennootschap wordt genoemd.
3. Overige voorgestelde maatregelen
Een aantal van de overige maatregelen die werden genoemd zijn:
1. Aanpak vastgoedaandelentransacties per 1 januari 2024
Voor meer informatie over dit onderwerp zie onze separate nieuwsbief.
2. Verscherping renteaftrek vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed per 1 januari 2025
In de Voorjaarsnota wordt voorgesteld om de drempel van EUR 1 miljoen in de generieke renteaftrekbeperking (earningsstripping-maatregel) te laten vervallen voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed. Het Kabinet wil hiermee voorkomen dat meerdere malen gebruik kan worden gemaakt van de drempel van EUR 1 miljoen door het opzetten van structuren waarin het vastgoed verspreid over verschillende Nederlandse vennootschappen. Over dit onderwerp zal een separate nieuwsbrief volgen.
4. Tot slot
Eind juni a.s. wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd door het Kabinet over de exacte uitkomsten van het vervolgonderzoek over BOR. Daarnaast heeft de Minister van Financiën aangegeven dat in augustus ook de precieze vormgeving van het nieuwe box 3 stelsel op basis van werkelijk rendement wordt besloten. De verwachting is dat er eind 2023 een concept wetsvoorstel volgt. Mocht u vragen hebben over de maatregelen inzake de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen, de box 3 maatregelen, de overige fiscale maatregelen of de mogelijke consequenties voor u of uw onderneming, neem dan contact op met één van de ondergetekenden.